Programmatoelichting bij de concerten van Consort of Voices op 24 en 25 augustus 2019. Ascolta Napoli e poi muori (luister naar Napels en sterf daarna) Reeds in de antieke traditie kent Napels een verleidelijk muzikaal aspect. Volgens een deze traditie zou de sirene Parthenope, die Odysseus en zijn bemanning tevergeefs met haar betoverende gezang schipbreuk probeerde te laten lijden, zelf zich in zee hebben gestort en aangespoeld zijn in de baai van Napels. Vanaf dat moment is deze baai haar (muzikale) koninkrijk.
De componisten in ons programma staan als het ware als mannelijke verleiders onder de betovering van Parthenope. Vanuit een meer historisch kader vielen deze componisten vanaf 1503 onder het gezag van de Spaanse onderkoningen van de Habsburgers, een periode van iets meer dan 200 jaar.
Twee eeuwen lang Spaanse onderkoningen: dat betekende dat de Napolitanen te maken kregen met hardvochtige monarchen, onredelijke belastingen, hongersnoden, pest en de komst van de Inquisitie. Anderszijds betekende de komst van de Spanjaarden ook een toename van kerken en kloosters, toestroom van kunstenaars en adel vanuit Spanje en uitbreiding van de stad langs de centrale Via Toledo. Vier conservatoria, oorspronkelijk opvanghuizen voor wezen en kansarme kinderen, werden geprofessionaliseerd en zouden aan het begin staan van de opera's, die we van e.g. een Händel, Vivaldi of Cavalli kennen.
De waaier aan componisten in ons programma bestrijkt maar liefst een eeuw (1550-1650), een tijd van grote veranderingen in de vocale en instrumentale muziek. Om te beginnen Gombert die enerzijds in zijn sacrale muziek nog met één voet in de polyfone traditie staat van Josquin Desprez en Palestrina, maar met de andere al in de nieuwe muziekstijl, de monodie, componeert. Daarvan is "Dezilde al Caballero" een mooi voorbeeld, waarin een dame aan haar ruiter op het witte paard haar woord van trouw geeft. Overigens speelt het clavecimbel de oorspronkelijke vocale stemmen als begeleiding, er worden nog geen 'akkoordschema's' gebruikt. Dergelijke lichtvoetige liederen worden wel villancico's genoemd ('boerse' liederen).
De melodie van de "Caballero" hoort u terug in gevarieerde vorm voor klavecimbel van Antonio de Cabezón, die net als Gombert onder de Spaanse koning Charles V diende.
Diego Ortiz uit Toledo, naar Napels ontboden door de hertog van Alba, werd kapelmeester van de Capilla Reial de Napoli, maar staat beter bekend om zijn "Tratados de glosas sobre claúsulas" uit 1553. Dit werk gaat de muziekgeschiedenis in als het eerste full scale leerboek en speelboek over de variatiekunst, oorspronkelijk bedoeld voor viola da gamba en klavecimbel, maar ook op andere instrumenten uitvoerbaar. De populariteit van het werk blijkt wel uit het feit dat een aantal herdrukken beleefde in zowel het Italiaans als het Spaans. De beroemde melodie "Doulce Mémoire" laten we eerst horen in een versie op viola da gamba, daarna in een versie die we uitvoeren op een Ganassi-alt.
Sigismondo d'India, tijdgenoot van Monteverdi, publiceerde zijn Piangono in het jaar dat Monteverdi zijn Orfeo op de planken bracht. Toeval of niet, de tekst doet ook denken aan een persoon als Orfeus, die stenen en wilde beesten, kortom de gehele natuur, oproept om medelijden te hebben met zijn verdriet. Ook Sigismondo is net als Gombert en Monteverdi in de ban van de nieuwe muzikale mode, de monodie, en componeert zoals collega Monteverdi kleine pastorale werken (mini-opera's). Toch doen zijn werken complexer aan dan die van Monteverdi. Hij gebruikt spannende melodievoeringen op soms zeer gewaagde akkoorden. "Piangono" is gebaseerd op een bekend baslijntje, de zgn. "Romanesca" dat ook weer zijn oorsprong heeft in Spanje.
Andrea Falconieri is geboren in Napels, maar heeft tijdens zijn studies en werkzame leven veel rondgereisd in Italië. Zo is hij in dienst geweest aan alle Italiaanse hoven van muzikale betekenis alvorens terug te keren naar Napels, eerst als luitist, daarna als kapelmeester aan het koninklijk hof. Daar stierf hij helaas aan de pest in 1656. Zijn erfenis bestaat uit zogenaamde villanelle, te vergelijken met de eerdergenoemde villancico van Gombert, die hij in 1616 liet publiceren in Florence en zijn "Libro Primo di Canzone, Sinfonie, Fantasie, Capricci, Brandi, Correnti, Gagliarde, Alemane, volte per violini, viole overo altro strumento á uno, due, et tré con il basso continuo", een instrumentaal verzamelwerk vol met dansen, in 1650 opgedragen aan Philips IV. In deze bundel bevindt zich ook de "Soave Melodia" (de zoete melodie), een werk in de vorm van een 2-delige/4-delige pavane in combinatie met een snellere driedelige gaillarde. In de pavane, die statig voortschrijdt, hoort u hoe de blokfluit probeert een opera- aria te imiteren. Niet voor niets wordt de blokfluit in de barok vaak vergeleken met de menselijke stem... (C) Marco Ketels, augustus 2019
Comments